Paragraaf 4

Sommige mensen gaan met een cruise over de Rijn. Dat doen ze in de middenloop van de rivier, omdat hij daar het best bevaarbaar is en de landschappen het meest spectaculair zijn. De Rijn voert gemiddeld per jaar 2200 m³ per seconde af. In sommige jaren is de piekafvoer meer, bijvoorbeeld in 1995 werd er 13.000 m³ per seconde afgevoerd. Dat kwam door teveel smeltwater en overvloedig regenwater. Als de afvoer 16.000 m³ per seconde is, kunnen de dijken het nog houden. Een overstroming wordt geschat op 1 keer in de 1250 jaar.

Rivieren zijn belangrijk in de waterkringloop. Ze stromen vanaf hun bron naar een lager gelegen gebied, meestal de zee. Rivieren veranderen het landschap waar ze door stromen, want ze hebben veel kracht en energie. De energie zorgt ervoor dat er dingen worden meegevoerd zoals grind, stenen en klei. Die energie veroorzaakt ook erosie. Als de energie en stroomsnelheid afneemt, vindt er sedimentatie plaats. Dat houdt in dat alle meegevoerde dingen zinken en op de  plek waar de sedimentatie zich bevindt achterblijven.
Bovenloop van de Rijn
De Rijn ontspringt op ongeveer 2100 meter hoogte in de Zwitserse Alpen. De rivier begint als een bruisende rivier, die zijn water krijgt als smeltwater uit de gletsjers. De rivier wordt onderweg aangevuld met regenwater. De Rijn is dus een gemengde rivier.

Bovenloop: in de bovenloop snijdt de Rijn zich door erosie door het landschap. In het gedeelte bij de bron is het verhang  groot (wat betekent dat het water daar snel stroomt). De hoge stroomsnelheid zorgt ervoor dat door erosie er een V-vormig dal met steile wanden ontstaat.



Een waterval in Duitsland is ontstaan doordat lagen harde en zachte stenen elkaar afwisselen. Bovenop ligt het harde gesteente. De Rijn doet er veel langer over om dat harde gesteente weg te schuiven dan het zachte eronder. Door het verschuiven van het zachte gesteente ontstaat er hoogteverschil. Over de rand van het harde steen stort het water naar beneden. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten