Paragraaf 7

De grotten van Han zijn gevormd van kalksteen. Kalksteen is een vorm van sediment. Deze kalksteen is na loop van miljoenen jaren ontstaan (volgens het boek) doordat er uit skeletten en schelpen een kalklaag ontstond. Als je de kalksteen  goed bekijkt, zie je restanten van schelpen en dieren. Dat noem je fossielen.

Stukken van de kalklaag zijn afgebroken door endogene krachten en die zijn aan de oppervlakte komen te liggen. Als kalksteen te maken krijgt met water, vindt er een chemische verwering plaats. In het water zitten allerlei zuren die de kalk oplossen. Er ontstaan steeds bredere spleten en zelfs gaten waardoor het water valt. Er kan dan een onderaardse rivier ontstaan. In de rivier lost de kalk nog sneller op. Zo ontstaan er grotten. De vormen die zo allemaal in het landschap ontstaan, noem je karstverschijnselen.

De grotten van Han zijn een voorbeeld van karstverschijnselen. De rivier Lesse, een zijriviertje van de Maas, drong de kalksteen binnen en het loste op. Het water stortte door een gat naar beneden en de rivier sleep zich in. Zo ontstond er een grottenstelsel. Als het water van de Lesse in de grond is verdwenen, duurt het 20 uur voordat het water weer naar de oppervlakte komt.

Karstverschijnselen

Het water valt in druppels vanaf het plafond naar beneden. Als het water verdampt, blijft de kalk die in het water is opgelost in een kristalvorm achter. Dit herhaalt zich en dan ontstaat er een pegel. Een centimeter van zo'n stalactiet vormen, kan wel 1000 jaar duren. Het kan ook gebeuren dat de druppel direct naar beneden valt. Dan kan er een druipsteenpilaar ontstaan. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten